Flipperkast
metro’s ratelen door knikkerbuizen
zuigen via roosters rokken tot kokers rond
de twee verschillende soorten wandelen
zij die op hun weg iets willen winnen
of terugvinden
elke straathoek geeft een reden
om omwegen te maken: de noordzee
laat bij eb een ijsberg achter, de kruidtuin ligt
verankerd, picknickdeken onder torenhoge knieën
een man klemt een stokbrood onder de arm, de punt wijst aan
waar zijn huis staat
in de pachecolaan lag eens een gedemonteerde bouwkraan naast
een toren neergevlijd, de slapende draak die het kasteel bewaakte
horizontaal bewandelde ik de hoogte
ik dacht, is dit een straat na sluitingstijd, opgeklapt
en uitgekleed
er zijn punten waar het altijd waait, tochtgaten
tussen strakgespannen grijs, ik wacht op iemand
die niet kruist, de verkeerslichten knipogen de hele nacht om datzelfde mopje
naast het vossenplein zweeft duizend ton stilstaand water op
droomhoogte, als ik niet kan slapen tel ik welke vloeren
mensen samenhouden
in alle vroegte wordt de oppervlakte weer gebroken, pogingen
om de zwaartekracht te omzeilen, open ouvert, afwaarts opwaarts
boven ontmoetingen twijfelen halsbandparkieten
tussen de dichtstbijzijnde bomen
Gedicht: Lize Spit
Illustratie: Wide Verknocke